© foto van Rinie Bleeker,
Kunst als middel om naar het leven te kijken

(Uit: Geef me een potlood en ik ga tekenen, 2012)

Kunst als middel om naar het leven te kijken

‘Ik zou willen dat de wereld “Cultuur in de Spiegel” als merknaam op den duur vergeet’, zegt Barend van Heusden, bedenker van de frase die nu al drie jaar door de Nederlandse en de Vlaamse wereld gonst. Het zwarte boekje met dezelfde titel is een prelude op het onderzoek dat hij met zijn medewerkers aan de Universiteit van Groningen in het onderwijs uitvoert. Doel is binnen afzienbare tijd een kader te creëren dat ingezet kan worden in de ontwikkeling van het cultuuronderwijs. Er heerst een grote spraakverwarring rond begrippen als cultuur, kunst en creativiteit. En dat komt omdat er zich volgens Van Heusden een stille revolutie aan het voltrekken is in het denken over kunst die zijn oorzaak vindt in de snel veranderende wereld. Een gesprek met een professor in de semiotiek (tekenleer) die pleit voor een bruikbaar theoretisch kader waarop cultuuronderwijs voor alle kinderen kan worden gebouwd. Van Heusden is een filosofisch gerichte wetenschapper, een idealist die zijn academische inzichten deelt met iedereen die wil dat cultuuronderwijs een belangrijke rol krijgt op school en in de samenleving.’

Je vindt kunst belangrijk als liefhebber maar je hebt het steeds vooral over cultuur.
‘Het woord kunst wekt de verkeerde verwachtingen. Mij gaat het om een wijze van denken waarbij kunst niet op zich staat maar onderdeel is van cultuur. De naam ‘Cultuur in de spiegel’ verwijst naar dit perspectief waarbij cultuur met inbegrip van kunst een middel is om tot bespiegeling, reflectie te komen. Als we ons realiseren dat wij als mens betekenis geven aan voorwerpen en dat betekenis geen eigenschap is van het voorwerp zelf, dan ontstaat er een andere visie op de wereld. In iedere tijdsperiode heeft kunst een andere betekenis. Kunst verandert voortdurend, omdat mensen en dus ook de samenleving veranderen. Er is een ontwikkeling gaande in de samenleving die de verheven kijk op kunst ondermijnt en kunst dichter bij alle mensen brengt. Hierdoor ervaren mensen kunst als iets gewoons, iets wat naast andere dingen bestaat.’

Als kunst nog steeds zo wordt geassocieerd met het verhevene, waarom vermijden we het woord dan niet?
‘Ik heb het inderdaad liever over het artistieke dan over kunst. Kunst maakt plaats voor het artistieke. Dat je artistiek werkt, dat je artistiek denkt. Het artistieke als aspect van het leven. En artistiek dan gedefinieerd in termen van reflectieve zelfverbeelding. Het artistieke wordt daarmee een aspect van wat je doet, van een brede opvatting van cultuur. Soms is het voorwerp heel dominant, en dan noemen we het Kunst en zetten we het in een museum of in een galerie. Soms is het wat minder dominant, dan heet het bijvoorbeeld design. En soms is het bijna onzichtbaar als er bijvoorbeeld een sfeer ontstaat terwijl we napraten bij een borrel over wat er die dag is gebeurd. De grootste gemene deler van al deze artistieke aspecten zit in het vermogen om jezelf in beeld te brengen of daar beelden bij te verzinnen. Het is een heel creatief proces.’

Maar waarom noem je het artistieke dan niet het creatieve?
‘In het artistieke zit het creatieve besloten. Maar creativiteit is een breder begrip. Creatief kun je zijn op een breed terrein zoals in de techniek, de wetenschap, de politiek, het ondernemen. Juist in het artistieke combineer je het voorwerp met de vraag: ‘Wie ben ik eigenlijk? Wie zijn de mensen om mij heen?’. Het woord “artistiek” combineert creativiteit met zelfbewustzijn.’

[Vervolg op volgende pagina Barend van Heusden]

Een nieuw theoretisch kader dat de basis gaat vormen voor de culturele loopbaan, hoe zie je dat voor je?
‘”Cultuur in de Spiegel” gaat helpen bij de denkomslag die zich aan het voltrekken is. Wil cultuuronderwijs kans van slagen hebben op scholen, dan moeten docenten anders over kunst gaan denken, en anders over cultuur. Een brede acceptatie van dit denken kan wel tien jaar duren. Het is een proces dat zich afspeelt tijdens het komende decennium dat een generatie docenten uit het onderwijs ziet vertrekken Er komt een nieuwe generatie jongere docenten aan die sowieso al in een culturele context zit waar het nieuwe denken beter bij aansluit. Jongeren zijn al vertrouwd met de veranderende zienswijze om zich heen. De gevestigde opvatting dat het individu autonoom kunst maakt, het idee van de geïsoleerde kunstenaar, daar blijft weinig van over. Dat hoort thuis in de wereld van vroeger. Kunst is juist iets dat ontstaat in samenwerking. Het kan heel goed samen met anderen tot stand komen. Kunst kan een onvoltooid wordingsproces zijn. Het kan ook een afgesloten gebeurtenis zijn. We zitten niet meer vast aan dat ene geniale individu, die dat ene mooie kunstwerk maakt en daar zijn hele ziel en zaligheid in uitdrukt. Het kan allemaal wat relaxter. En dat nieuwe imago van het artistieke herkennen jonge mensen heel goed.’

Is het gevolg van die denkomslag een nieuwe wijze van opleiding? En hoe zit het met de kunstenaars?
‘Die nieuwe manier van denken over cultuur moet een plek krijgen in de kunstvakopleidingen en in de docentopleiding. Veel docenten weten totaal niet wat cultuur is. In het kunstonderwijs is er te weinig kennis van cultuur. Het blijft beperkt tot de canon. En zo lang die canon er is hoef je niet na te denken over wat cultuur is. Het is Vermeer, het is Mondriaan, het is Mozart. Een verstandigere reactie is denken van: wat is er eigenlijk aan de hand? Wat is cultuur? Wat is cultuur voor proces? Hoe functioneert kunst daar binnen? En als je dat weet, dan kun je vervolgens gaan zeggen: nou, dan kunnen we dit of dat uit de canon nemen. Dat is een andere volgorde. Cultuur is een dynamisch proces met allerlei aspecten. Het artistieke is er één van. En het besef dat media bepalend zijn voor wat je kunt. Iedere vaardigheid is verbonden aan een medium. Dat soort kennis moeten docenten hebben die werkzaam zijn in het cultuuronderwijs.’

Hoe staat het met het onderzoek?
‘De beschrijving van de ontwikkeling van vaardigheden bij kinderen en tieners van vier tot achttien jaar is vanaf de herfst van 2013 beschikbaar. Wij gaan vaardigheden per leeftijd benoemen als uitgangspunt voor docenten om een les te organiseren. Vaardigheden worden geen streefniveaus. Het is goed mogelijk om in de les rekening te houden met niveaus van ontwikkeling voor de verschillende vaardigheden bij de leerlingen, zowel cognitieve vaardigheden als mediavaardigheden. Voor een deel is dat ontwikkelingspsychologie. Net als bij andere vakken moet je ook bij kunstonderwijs en cultuuronderwijs rekening houden met ontwikkelingsfasen van kinderen en jongeren. Bijvoorbeeld als het gaat om opdrachten voor tekeningen en verhaaltjes, bij poëzie of grammatica, of beeldspraak. De vraag is hoe radicaal docenten durven te denken in termen van onderwerpen, in termen van basisvaardigheden, in termen van media. In die volgorde.’

Ze moeten dus met het onderwerp beginnen en niet met thema’s?
‘Ja, met de keuze van de inhoud. Eigenlijk is elk onderwerp geschikt als je het maar aanpast aan de leeftijd en de omgeving. Kijk je vanuit dit perspectief naar cultuur, en naar kunst, dan gaat het over onderwerpen die belangrijk zijn in de belevingswereld van kinderen. Het onderwerp ontleent zijn functie aan wat het zegt over het leven, of een aspect van het leven. Het onderwerp is cruciaal. Dat is wat anders dan zeggen: je moet het thema “pesten” doen, of het thema “eten”. Een onderwerp kan zijn wat een kind de avond daarvoor op televisie heeft gezien. ‘Er staat een muur tussen Israël en Palestina, hoe zit dat nou? Waarom hebben ze dat gedaan?’ Het SLO gaat materiaal ontwerpen voor de wijze waarop de docent zijn les kan organiseren in de vorm van voorbeeldlessen. Het is aan de docent om te bepalen wat het onderwijs nodig heeft. Wij zeggen steeds: “Wij bepalen niks”. Wij zeggen niet eens dat cultuur moet. En ook over kunst niks. De nieuwe docent cultuuronderwijs is aan zet.’

Prof.dr. B. van Heusden is hoogleraar cultuur en cognitie aan de Rijksuniversiteit Groningen. (april 2012)