Museum Boijmans: Kijken als taal

6 september 2011

Links een impressie van Yeah Boij: breakdancers van het Hiphophuis in de 'Apollo' van Olaf Nicolai bij de ingang van Museum Boijmans op 4 september 2011.
Hier onder een verhaal over de samenwerking tussen Museum Boijmans van Beuningen en de Mariaschool in Rotterdam.

Dit artikel is opgenomen in 'Oogsten in de dwaaltuin' (Nov, 2011) door de Cultuurformatie. Dit boekje werd gepresenteerd op 8 december op de kennisdag voor combinatiefunctionarissen onderwijs, sport en cultuur in de Meervaart in Amsterdam.


Kijken als taal

Leren kijken met een cultuurcoach

Na tien minuten fietsen vanaf mijn huis sta ik bij de publieksingang van Museum Boijmans Van Beuningen. Ik doe dit regelmatig. Iedere keer loop ik langs de toren van Babel van Breughel. Ik dwing mezelf rustig te kijken, om eerst de feiten op een rij te zetten en de beleving uit te stellen. Wat zie ik, in vorm, kleur, compositie? Zo ontdekte ik een haventje rechts op het schilderij, als met een naaldpunt geschilderd zo klein. Ik kon het geschreeuw van de sjouwers op het dek horen en het klaterende water tegen de scheepswanden. Met deze manier van kijken ben ik nog niet zo lang geleden begonnen. Ik was gewend om snel langs schilderijen te lopen, zoals ik op de motor genoot van een landschap. Ik heb leren kijken.

‘Leren kijken’ is ook de educatieve missie van Museum Boijmans. Het museum bereikt jaarlijks met educatieve contacten 70.000 mensen, waarvan 32.000 scholieren en studenten. Sinds twee jaar daarnaast op heel intensieve wijze 280 leerlingen op een school in de achterstandwijk Spangen in Delfshaven. Een dilemma voor de educatieve afdeling: weinig tijd voor veel leerlingen of veel tijd voor weinig leerlingen?

Bewegingen


Mijn eerste kennismaking met cultuurcoach Andrea Jacobs was in haar museumlokaal op de derde verdieping van de Mariaschool in Spangen. De locatie ligt op een steenworp afstand van het Sparta-stadion aan een karakterloos plein. Een groepje van acht kinderen zat rond een stevige werktafel. Aan de muur hingen vrolijke posters van Museum Boijmans en werk van de leerlingen. Vreemde kleurrijke wezens van papier-maché van meer dan een meter hoog vulden de omgeving. Andrea gaf mij kort het woord om te vertellen wat ik kwam doen: “Ik ga schrijven over de beeldende lessen die jullie van juf Andrea krijgen en over jullie bezoekjes aan Museum Boijmans”. Kennelijk is dat voldoende, want Andrea en de kinderen gingen moeiteloos door met de les over ‘bewegingen’. Andrea verwees naar het danseresje van Degas en de andere beelden die de kinderen zagen in het museum en zij vertelde over bewegingen in dans en in sport. Ze toonde foto’s van figuren, zoals een surfer en een zwaardvechter. De leerlingen pakten een voetstukje en draad en kozen ieder een voorbeeldfoto uit om de beweging in draad na te bootsen. Andrea deelde bolletjes zwarte was uit, waarmee ieder kind zelf een figuur om de draden heen boetseerden. Commentaar op elkaars maakwerk klonk door het lokaal. Andrea lette voortdurend op vorderingen, moedigde aan om beweging zelf uit te proberen en riep regelmatig kinderen tot de orde; ze zat er boven op. Na drie kwartier waren de kunstwerk klaar en kon ik trotse leerlingen met hun kunstwerk tijdens het opruimen op de foto zetten.

Oceaan

Authentieke kunsteducatie! Dit is nu eens geen kalenderkunst, zoals Folkert Haanstra (2001) uitgeprikte paashazen en ander seizoengebonden arbeid van de kinderen op scholen noemt, vervaardigd in de tijd op het schoolrooster voor handenarbeid of tekenen. De opdracht was levensecht. De juf verwees naar een ervaring die de kinderen met elkaar deelden bij het beeld van Degas in het museum. Ze moedigde de leerlingen aan goed te kijken en er was een vergelijk met professionele kunstenaars. Wat Andrea zelf ook is en die passie zet ze zeker in: “Ik ben aangenomen als cultuurcoach, omdat ik museum docent ben met de lesbevoegdheid beeldende vorming, maar ik ben ook kunstenaar. Ik heb door de lessen te weinig tijd om mijn eigen werk als kunstenaar te doen. Ik haal de voldoening, die ik normaal in mijn eigen werk vind, nu uit het verzinnen van projecten voor de kinderen. Die passie die ik als kunstenaar heb, zit nu in de lessen. Ik vind het mooi om die collectie van Boijmans te ontsluiten. Die collectie begin ik steeds fantastischer te vinden. Het is een oceaan om uit te putten. En als ik die passie ervaar, dan kan ik het zeker overbrengen aan de kinderen”. Voor de kinderen is Andrea de museumjuf omdat ze hen ieder jaar driemaal meeneemt naar Boijmans en daar de collectie laat zien. Op school is ze de juf beeldende vorming die met de kinderen tekent, schildert, boetseert, beelden maakt van papier-maché, timmert en zaagt. De juf die haar passie overdraagt, wat terug te zien is in de onbevangenheid van de producten van de kinderen. “De leerlingen leren kijken naar kunst”, vindt Andrea de essentie. ”Ze benoemen wat ze zien, kijken naar de vorm, kijken naar het materiaal en de kleuren. Soms leg ik fruit neer op een schaal en zeg tegen de leerlingen, kijk maar eens naar die bananen, die zijn niet alleen geel, er zijn ook plekken bruin”. Taal geven aan het kijken zou je het werk van Andrea kunnen noemen of liever kijken als taal. Dat vraagt tijd. En regelmatig wordt haar de vraag gesteld door collega’s op andere scholen of dat nou wel eerlijk is zoveel aandacht voor een school? Dat ervaart ze als een dilemma. Er is nog een vraag waar ze mee worstelt: “Vaak denk ik over mijn eigen lessen, wat levert het op? Dit is niet gewoon beeldende vorming, want ik ben me ervan bewust dat ik voor het museum werk. Ik heb geen maatstok waaraan ik kan afmeten of het voldoende is wat ik doe. Wat ik mis is een maat”. Een probleem waar vele kunstdocenten in het basisonderwijs mee worstelen.

Taalachterstand

Voor de school ging het twee jaar gelden om een pragmatische keus. Annemiek van Venrooij is de coördinator van het dagarrangement. Buitenstanders zouden haar wellicht de brede schoolcoördinator noemen. De leerlingen van de Mariaschool gaan in dit arrangement allemaal verplicht zes uur per week langer naar school. Die extra uren worden ingevuld door externe partijen. Dat kan een keus zijn voor sport, cultuur, natuur of voeding. Annemiek is een toegewijde leerkracht, die je iedere school toewenst. Cultuur is niet per se haar ding, maar voor haar kwam het aanbod van Boijmans als een geschenk uit de hemel. “De verbinding met Boijmans geeft ons de mogelijkheid om het knutselen naar een hoger niveau te tillen en belangrijk is daarbij de link naar een museum en daarmee de link naar buiten de wijk. Want we zijn een school die altijd al lekker midden in een volkswijk staat. Die wijk is in vijfentwintig jaar veranderd tot een wijk met veel mensen van buitenlandse afkomst. Wij zijn een school met 280 kinderen, waarvan er drie Nederlandse voorouders hebben. De kinderen die hier in de wijk wonen, komen niet de wijk uit. Ook niet voor een gratis festival op de Coolsingel. Ze komen dus zeker niet in een museum.” Dat het museum met het voorstel kwam om Andrea Jacobs in te zetten kwam Annemiek helemaal goed uit, want Andrea had al eens als kunstenaar met de leerlingen van de Mariaschool gewerkt. Voor de school is het verkleinen van de taalachterstand de hoogste prioriteit. Aandacht voor de woordenschat werd ook aan Andrea als opdracht vanuit de school meegegeven. De school zondigt in de discussie over verankering van goede kunsteducatie tegen vele indicatoren zoals ik die lees bij Oomen ea. (2009): geen structurele financiën, geen cultuurcoördinator, geen verankerde evaluatie, geen vastgelegde visie in het schoolplan, geen samenhangend programma. Wel een deskundige vakdocent en structureel samenwerking tussen school en museum. En zie: prachtige cultuureducatie! Waarom? Omdat de cultuurcoach door de relatie met Boijmans zo inhoudelijk de beeldende lessen voedt. Dat is de steen in de vijver die rimpel voor rimpel de school kan voeden naar een verankerde cultuureducatie. Daarom op zoek naar de culturele partner achter het project .

Kijken

De dienstingang van het kantoor van Museum Boijmans ligt verborgen achter het beeld van Picasso aan de Westersingel, zo had de secretaresse van directeur Sjarel Ex mij al gewaarschuwd. Van buiten een statig singelhuis van een eeuw oud, van binnen strakke ruw in betongegoten gangen en werkruimtes. Karen de Moor, medewerker onderwijs van de afdeling Educatie, haalt mij op bij de balie en vertelt wat ik vermoedde over het interieur. Het lijkt niet af, maar is het wel. In een kantoortuin is de werkkamer van Sjarel Ex een door een glaswand afgescheiden ruimte. Hij blijkt een verteller en hij houdt van overdragen; het profiel van een ouderwetse schoolmeester. Zijn eigen rol beschrijft hij als de boel opporren. ’Ik kijk hoe het goed gaat en hoe ik dat dan kan verstoren”. Zo bedacht hij toen het Museum tijdens de tentoonstelling over Van Dongen volstroomde met bezoekers uit Blaricum en Bloemendaal, dat de pindakaasvloer van Wim T. Schippers als vervolg een prettige verstoring zou kunnen zijn van de verwachting. In beweging blijven is zijn filosofie voor het museum. Sjarel maakt zich enorm boos over de bezuinigingen op cultuur van het kabinet van Rutte. “Ik denk dat Rutte en zijn omgeving niet weten in wat voor maatschappij we leven, en als ze ‘t wel weten dan blijkt hieruit dat deze maatschappij ze niet interesseert en ze het wel zichzelf, maar een ander niet gunnen om via het omgaan met kunst zich te verbeteren en te emanciperen. Dat vind ik ernstig. Met de gemeenten en provincies die dat gedrag kopiëren gaan die cultuurbezuinigingen miljarden worden. Op mijn vraag wat cultuureducatie bijdraagt aan de prestaties van leerlingen, ontvouwt Sjarel zijn filosofie achter dit museum: ”Wij ontwikkelen één zintuig en dat is het kijken, en via kijken, leren begrijpen. We zijn vrijwel de enige instelling in deze wereld die erop let hoe de dingen eruit zien. Je komt hier binnen op een set die tot in de puntjes is geregisseerd. Hier kom je 24.000 vierkante meter visuele regie tegen. Dat begint in de garderobe waar je zelf je jas mag ophangen, tot de tentoonstelling die er tot in de puntjes uitziet. Het gekke is dat als je in een dergelijke omgeving bent, dat je merkt dat je als persoon ten opzichte van die esthetiek, meningen begint te formuleren. Je wordt boos over iets wat bloot is, of je bent geschokt over iets dat een ander durft te vertellen of je wordt boos over de lelijkheid over wat een ander mooi vindt. Een individueel mens -van welke overtuiging of gezindte ook- ontdekt dat zijn eigen mening er toe doet Dat is ‘t belangrijkste wat jij als mens kan toevoegen aan de maatschappij. En je moet kritisch zijn op wat je ziet en dat kan je hier leren”. Wat gaande het gesprek tot mij doordringt is dat Sjarel een ervaring in het museum schetst die leidt tot het versterken van een eigen mening en individualiteit, opvoeden tot burgers met een mening, zo luidt eigenlijk zijn betoog.

Laboratorium

De educatieve functie van Boijmans varieert van een symposium voor NRC-lezers met Robbert Dijkgraaf in de hoofdrol tot meer dan twintig programma’s voor scholen door heel Nederland. “Vanuit je eigen continuïteit moet je met dit laatste heel serieus omgaan,” vertelt Sjarel, op mijn vraag naar zijn visie op educatie. ”Als kunstinstelling moet je aan je volgende generatie bezoekers werken en in de tweede plaats dringen we met wat we te vertellen hebben bij een kind door dat zijn ouders misschien niet mee krijgt naar het museum.” In detail treedt hij niet rond de activiteiten van de Mariaschool. Ik vermoed dat hij het project niet van dichtbij kent. Hij geeft veel ruimte aan de educatieve afdeling en daar blijkt Karen de Moor de spil achter het initiatief om een cultuurcoach op de Mariaschool te introduceren. Zij was alert toen de gemeente de kans bood om een cultuurcoach aan te vragen, ze regelde de aanvraag en maakte het contact met de school. Zij ontwierp de kapstok voor de lessen voor de leerlingen in het museum, de thema’s en in grote lijnen de lessenreeks: Wat zou het zijn, wat zouden we kunnen zien, hoe zou het museum gebouw er uit zien, dus een beetje de collectie in het gebouw, wie heeft nu al die schilderijen allemaal verzameld? Kijk daar hangen bordjes op de zaal, waarom? De tweede keer sluit het aan op wat Andrea op dat moment aan het doen is. In het afgelopen blok was dat kunstnijverheid. Dan gaat ze heel specifiek naar kunstnijverheid kijken, omdat ze op school ook bezig zijn met een bakje te maken of een beeldje. Het einde is dat ze met hun eigen kunstwerk, de eindopdracht een tentoonstelling in richten in de kunststudio. Dan gaan ze ook bordjes maken, die ze op zaal hebben gezien. De kapstok biedt Andrea voldoende houvast voor verdere uitwerking. Regelmatig evalueert Karen met Andrea en Annemiek. Zij ziet de cultuureducatie op de Mariaschool ook als een laboratorium, van waaruit ze voor een veel bredere groep scholen projecten kan bedenken. Het museum vervult de rol van voortrekker, is mijn conclusie als ik het museum verlaat. Ik zet het voor mijzelf op een rijtje: de randvoorwaarden op de school waren niet ingevuld, maar de school kreeg door een toeval een heel goede cultuurcoach als vakdocent. De museumbezoeken bieden de leerlingen een gezamenlijke culturele ervaring waar de docent in haar lessen naar kan refereren. School en museum bieden deze kinderen ervaringen die kinderen uit andere milieus van huis uit mee krijgen. En door het succes van Andrea bij de kinderen sijpelen ideeën over cultuureducatie de school binnen. Maar het ontbreekt de docent aan een maat of meetlat om af te lezen welk niveau de leerlingen halen. Mijn vraag is of er echt een maat zou moeten komen of dat een portfolio met werk van de leerlingen voldoende discussie kan geven om steviger gevoel te krijgen bij de prestaties van de leerlingen.

Toren van Babel


Als ik opnieuw ga kijken bij cultuurcoach Andrea, heeft zij in de bibliotheek van Delfshaven een hoekje ingericht met in het midden een grote fauteuil. De bibliotheek aan de Groentenmarkt is een bekende plek voor de leerlingen. De kinderen mogen een klein verhaaltje maken en dat voorlezen in de stoel die uitdagend in het midden staat. Buiten op een muurtje zitten de leerlingen al te wachten en enkele ouders zijn mee gekomen. De bezoekers van de markt en de school zijn een en dezelfde populatie. Vele talen klateren hier tussen de groentestallen. Hier is alle groente te koop behalve spruitjes. Ik denk weer even aan de toren van Babel en hoe de vele culturen nu aanleggen in Delfshaven. Ik ben voorstander van deze intensieve vorm van kunsteducatie voor deze leerlingen en tegen verstrooiing van activiteiten. Ik wens museum en school toe dat ze dat kunnen continueren. Want als het waar is wat Sjarel Ex zei, dat Rutte en daarmee dit kabinet niet snapt in wat voor maatschappij ze leven, zou het dan niet prachtig zijn als we deze leerlingen van de Mariaschool uit Spangen door te leren kijken een taal meegeven en laten ontdekken dat hun mening er toe doet. Dan kunnen zij zelf een toekomstige regering uitleggen in welke multiculturele maatschappij wij met z’n allen leven en willen leven.

Dit artikel is gebaseerd op een aantal uitgebreide en openhartige gesprekken bij Museum Boijmans en de Mariaschool in Rotterdam: Sjarel Ex (directeur Museum Boijmans), Andrea Jacobs (cultuurcoach Museum Boijmans en de Mariaschool), Karen de Moor (medewerker onderwijs van de afdeling Educatie Museum Boijmans), Annemiek van Venrooij (coördinator van het dagarrangement op de Mariaschool).
Graag dank ik hen daarvoor.

Geraadpleegde literatuur:
Haanstra, F. (2001). De Hollandse schoolkunst: mogelijkheden en beperkingen van authentieke kunsteducatie. Oratie. Utrecht: Cultuurnetwerk Nederland.
Oomen, C. Hoogeveen, K. Visser, I. Beekhoven, S. Donker, A, & Haanstra, F. (2009)
Cultuureducatie in het primair en voorgezet onderwijs. Monitor 2008-2009. Utrecht: Oberon/Sardes.