Muziek is veel herrie

Leerlingen met autisme vinden structuur door expressie via kunst

Tahir is een vijftienjarige leerling van de VSO Alphons Laudy. Hij is in Amsterdam West geboren en opgegroeid; zijn ouders komen uit Istanbul. Francesca Knol is directeur van deze Amsterdamse VSO school met zeer moeilijk lerende kinderen en een aantal met een vorm van autisme. Samen met de Stichting Papageno en hun docenten staan de leerlingen op de planken van de Lichtfabriek in Haarlem.

Tahir: Ik houd van deze school

Op school maken we muziek met Papageno.
Muziek maken met een juf.
Met instrumenten: keyboard en gitaar en trommel.
Ik speel trommel en gitaar.
Soms op keyboard.
Muziek is veel herrie.

Ik houd van tekenen met verf en potlood.
En met kleuren.
Ik maakte de vlag van Mozambique.
Ik vind het een mooie vlag: mooi rood en groen en zo.

Thuis speel ik wel rap.
Ook wel een beetje harde muziek.
En treurige muziek.
Ik houd wel van Adele.
Ik houd van haar liedjes.
Ook van meisjesliedjes, zoals Rihanne.

Thuis staat muziek niet vaak aan.
Soms luister ik muziek op de computer met oordopjes.
Als ik het hard doe, word ik doof.
Mijn zus doet soms harde muziek.
Zij is ouder.

Thuis lees ik over Harry Potter.
Ik heb er al eentje uit.
Ieder dag lees ik bladzijden.
Ik houd van krant lezen, zoals advertenties en reclame.
En wat er gebeurd is.

Ik houd van deze school.
Ik zit hier al drie jaar.
Volgend jaar word ik zestien.
Dan ga ik naar de middenbouw.
Ik mag hier blijven tot twintig jaar en dan ga ik werken.
Dat moet als je groot bent.

De moeder: De bibliotheek was onze luxe.

Het is onverwacht zonnig bij metrohalte Postjesweg. Twee donkere tienermeisjes likken aan een ijsje: ’Hij is zo fucking dom, ik zweer je dat hij zijn examen niet haalt’. Op het August Allebéplein praten bejaarde Turkse en Marokkaanse mannen met elkaar op bankjes. Moeders met kleine kinderen spelen in de zon. Zij gooien hun schoenen uit en spelen in een ondiepe vijver. Soms gaat hier een politieauto in de brand.. De wijk is vernieuwd en ingrijpend gerenoveerd. Als ik aanbel op nummer III, hoor ik hoog boven mij gemurmel. Ik zie het hoofd van Tahir over het balkon; hij schudt van neen. Bij de deur wacht zijn moeder mij op met een vriendelijke glimlach. Ik stel voor mijn schoenen uit te doen. Heel graag, zegt ze en schuift me pantoffels toe. De familie komt oorspronkelijk van de Zwarte Zeekust. Zij is geboren in Istanbul. Achttien jaar geleden is zij naar Nederland gekomen voor haar huwelijk.

Honingtijd

‘Istanbul was een honingtijd. Toen was ik jong zonder verantwoordelijkheden. Ik houd van de sfeer van die stad, het is mystiek, authentiek. Alles zit er in. Je kan er alles vinden, alle mensen, alle culturen. Iedereen kan er bij elkaar leven. Voor mij is Istanbul mijn moederland. Ik was twintig toen ik voor mijn huwelijk naar Nederland ging. Tahir en zijn zusje zijn hier geboren. Nederland is voor de kinderen hun moederland’.

De grootmoeder van Tahir komt bij het gesprek zitten. Zij logeert hier. Moeder en grootmoeder overleggen een enkele keer even in het Turks. Wanneer en hoe merkte u de beperkingen bij Tahir?

Hij was als kind anders dan andere kinderen. Als ik met hem praatte, hadden wij geen oogcontact. Hij stelde niet zo veel vragen. Toen hij zes jaar was had hij een hele goede juf. Zij vertelde mij: ’Hij zit altijd apart in de klas en doet niet mee met de kinderen. Hij antwoordt te laat en concentreert zich slecht. Ik denk dat hij autistisch is’. Daarna is hij twee en een halve maand niet naar school geweest, want die tijd was nodig om samen met een maatschappelijk werker een passende school te regelen. In het begin accepteerde ik het niet. Het was een heel moeilijke tijd. Nu weet ik dat ieder mens iets heeft om te dragen.

Uit de kamer van Tahir komt lawaai. De moeder gaat naar hem toe. Ik hoor haar even met hem praten in het Turks. Is hij onrustig omdat ik op bezoek ben? Zij lacht.

‘Neen hoor, dat is het niet alleen … Zijn vader heeft zijn kamer opgeruimd. De kamer is veranderd en daarom hij is boos. Hij houdt niet van verandering. Hij heeft altijd een plan in zijn hoofd. Anders dan het plan kan niet.’

Tahir steekt zijn hoofd om de deur een praat even met zijn moeder. Vraagt hij altijd zo veel aandacht van u?

‘Ja, als er veel mensen zijn en er is drukte. Maar stiekem. ‘Mama, kom alstublieft mee naar de keuken.’ Ik geef ik hem die aandacht en dan krijgt hij rust. Ik herken dat, want als ik met mijn vriendin iets deel, dan geeft mij dat ook rust. Tahir heeft mij echt nodig.’

Dan komt Tahir de kamer binnen. Nu is hij zijn bibliotheekkaart weer kwijt. Hij negeert mij. Tahir vindt de kaart uiteindelijke in een lege bloemenvaas. Haar moeder, zegt ze, heeft opgeruimd en tegen Tahir: ‘De bieb is nog steeds open, ga maar. Ga!’

‘Hij had een boek over computers geleend. De laatste tijd heeft hij daar belangstelling voor. Hij heeft ook veel aandacht voor Harry Potter. Vroeger gingen Tahir, zijn zus en ik altijd op zaterdag naar de bieb. Dat was onze luxe.’

De nieuwsbrief is haar verbinding met de school, omdat zij bijna de hele dag werkt en de laatste tijd veel familiebezoek heeft uit Istanbul. ‘Op school zag ik een mooie tekening van Tahir’, zeg ik en vraag: ‘tekent hij thuis ook?’

‘Hij maakt soms fantasietekeningen met een verhaaltje, maar niet altijd. Thuis tekent hij na van een tekenfilm of de televisie. Hij zegt dan tegen mij: mama ik wil een tekening maken over die man uit de film. Ik zeg dan, doe dat maar. Als hij de muziek uit zijn computer leuk vindt, dan zingt hij mee. Hij doet het als hij alleen is en op zijn gemak kan luisteren en meezingen. Ik hoor hem dan populaire muziek zingen op zijn kamer. Ik vindt het prima, als hij zich concentreert, dan kan ik even een beetje uitrusten.’

Als ik mijn schoenen aantrek, zegt de moeder bij de deur: ’U mag altijd terugkomen. Komt u een keer eten.’ Ik loop de straat uit en zie Tahir aan de overkant. Een in zichzelf opgesloten jongen tussen ravottende en kwebbelende leeftijdgenoten. Ik voel zijn eenzaamheid.

De directeur: Deze leerlingen moet je niet als kinderen behandelen


De Alphons Laudy ligt op wandelafstand van Station RAI in Amsterdam-Zuid. De vriendelijke laagbouw is verstopt tussen de huizen. Directeur Francesca Knol laat mij even plaatsnemen in een met tekeningen en foto’s ingerichte kamer. Ik blader even door de nieuwsbrieven voor de ouders op de tafel. Acht jaar geleden maakte Francesca de overstap van de gehandicaptenzorg naar het onderwijs. Twee teams met verschillende culturen samenvoegen en het onderwijs op orde brengen, dat bleek de taak van de nieuwe directeur.

Zingen en muziek is mijn droom

Francesca: ‘Onze leerlingen zijn tussen de twaalf en twintig jaar oud. Die moet je niet als kleine kinderen behandelen. Naar buiten treden zie ik als de emancipatie van de verstandelijk gehandicapten.’ De eigen houding van de leerkracht ziet zij als een voorbeeld voor de leerlingen en hoge eisen stellen hoort daar bij. Daarmee steun je hun eigenwaarde. ‘Ooit had ik op mijn eigen basisschool een muziekdocent die met een orgeltje de klas binnenkwam en dan gingen we zingen. Met leerlingen zingen en muziek maken, dat is mijn droom voor deze school!’

Vaardigheden vormen voor later
Om het onderwijs op orde te krijgen heeft Francesca samen met de locatiedirecteur de hulp van de educatieve diensten van de CEDgroep uit Rotterdam ingeroepen. Deze schoolbegeleiders hebben veel ervaring met het invoeren van leerlijnen in het ZMLK onderwijs. Tot die tijd werkten de leerkrachten minder planmatig en meer op intuïtie. Om die reden zijn groepsplannen, leerlijnen en leerroutes opgesteld. Het opbrengstgericht werken is noodzaak, om ieder op eigen niveau succesvol te laten zijn. Met als mooi doel hen iets te laten doen, waarvan ze zelf dachten het niet te kunnen. Allemaal belangrijke zaken voor het moment dat de leerlingen in de praktijk gaan werken. ‘Verschillende taken achter elkaar uitvoeren en goede sociale vaardigheden zijn voor onze leerlingen belangrijke werknemersvaardigheden. In alle kunst en praktijkvakken wordt daarom naast de specifieke vakleerlijn met de leerlijn ‘lerenleren’ gewerkt. De school deed al veel met kunstvakken als ontspanning, maar ziet kunsteducatie nu als een middel om te leren en zelfvertrouwen te geven. Vorming van de zelfstandigheid voor later is een van de kerndoelen van de kunstzinnige vakken.

Leren zich te uiten

‘Niet iedereen kan hier werken’, zegt ze, als we door de gangen wandelen. ‘Je moet de leerlingen willen zien, begrijpen en er iets mee hebben. Dat geld ook voor de kunstdocenten. Als een nieuwe docent een ochtend mee heeft gelopen dan kan je dat is direct duidelijk of iemand geïnspireerd wordt door de doelgroep of er geen klik mee heeft’ Als we even een lokaal binnenkijken loopt een meisje naar me toe. Zij omhelst mij. Francesca zegt tegen het meisje: ‘Geef mij maar een hand’. Ze legt uit: ‘Sommige leerlingen kunnen niet of maar gedeeltelijk praten. Hier op school komt een leerling vaak even tegen je aan staan. Het is een vorm van communicatie die ik leuk vindt. Dat moet ook weer niet te lang, want dat kan op het werk later ook niet. Ze voelen met hun hart. Wij zitten te veel in ons hoofd. Juist met expressievakken leren ze meer manieren om zich te uiten.’

Geen kunstenaars, wel zelfvertrouwen

‘Ik houd er niet van om te zeggen dat alle leerlingen hier kunstenaars zijn. Je hebt er bij die mooi tekenen en je hebt er bij die er niets van kunnen. Het gaat om hun expressiemogelijkheden. De jongeren met een licht verstandelijke handicap snappen best wat ze tekort komen. Zij stoten vaak hun neus en dat maakt ze faalangstig. De leerkrachten willen talent bij hen aanboren, want dat geeft de leerlingen veel zelfvertrouwen. Een jongen werd door Vincent van Gogh geïnspireerd en tekende prachtige zonnebloemen, waar hij een prijs mee won’.

Erkenning en emancipatie

’Pubers moeten naar buiten’, vindt Francesca, de wereld in. ‘De meeste leerlingen wonen in Amsterdam, maar ze kennen het Leidscheplein en de Schouwburg niet. Daarom gaan we veel de stad in. De cultuurcoördinator regelt bezoeken aan voorstellingen, musea en concerten. Alle klassen komen zeker twee keer per jaar in de Hermitage. Ze zien alle tentoonstellingen. In samenwerking met de Stichting Papageno staat een voorstelling in de Lichtfabriek in Haarlem op stapel. Opzettelijk ook buiten de deur.
Professionele musici van Papageno die ervaring hebben met verstandelijk gehandicapten, geven het hele jaar door instrumentele lessen, wat resulteert in een totaaltheatershow. En passant worden de leerkrachten ook opgeleid. Natuurlijk zijn er docenten, die het ontzettend eng vinden om met elkaar muziek te maken, of met elkaar te zingen. ‘Momenteel is alles gericht op onderwijskundig leiderschap’, vertelt de directeur als ik afscheid neem, ‘Mijn drive is de erkenning en emancipatie van verstandelijk gehandicapten, als ik nu zou solliciteren zonder onderwijservaring zou ik misschien niet meer aangenomen worden.’

Dromen komen uit
Voor kinderen met autisme zou helderheid en structuur noodzaak zijn, zo is mij keer op keer gezegd. Maar wat ik hier in de Haarlemse Lichtfabriek meemaak is vooral chaos en mysterie. Op een zonnige woensdagmiddag klauter ik samen met ouders, familie en andere genodigden de donkere tribune op van de theaterzaal. De honderdtachtig leerlingen van de Alphons Laudyschool en hun docenten vullen het podium. Ze vormen het decor tussen een brede waaier van muziekinstrumenten, standaards, schilderijen en beeldschermen. Al gauw pakken muziek, theater, dans, singer-songwriters en videoclips ons op en nemen ons mee. Ik waan me toerist in een labyrintisch stadje met op ieder plein en straatje onverwachte gebeurtenissen. Vissen van stof zwemmen door de ruimte. Een Chinese draak golft over de vloer. Een reuzenvlieger wordt opgelaten. In voortdurende snelle afwisseling spelen de tieners hun muziek. Ze zingen en dansen. Vanuit een zijpad verrast ons een muziekcorps met koperblazers in rode uniformen en paradeert in marstempo over het podium. Onder de pet van een van de muzikanten ontdek ik directeur Francesca spelend op een piccolo. ‘Met leerlingen zingen en muziek maken, dat is mijn droom!’ vertelde zij mij een paar weken geleden. Die droom komt hier uit. Deze leerlingen vinden juist structuur bij het uiten van hun kunstvormen. Zoals Tahir structuur vindt bij luisteren naar muziek en tekenen van zijn werkelijkheid.

Zo is het genoeg

De mix van tieners, leerkrachten van de school en de musici van Papageno is door de regisseur zo geraffineerd ineen geweven dat onderlinge verschillen wegvallen. De totaalbeleving stijgt ver uit boven de beperkte beheersing van instrumenten en stem. Francesca zei eerder tegen mij dat het een wens van haar is de leerlingen iets te laten bereiken wat ze niet van zichzelf hadden verwacht. Met het voltallige team gaat ook deze wens in vervulling. Na langdurig applaus is het afgelopen. Publiek en leerlingen vertrekken. In de aula tref ik Tahir zichtbaar tevreden. We geven elkaar de hand. ‘Jij was vorige week maandagmiddag bij mij thuis’, zegt hij. ‘Ik had problemen, ik was verdrietig, mijn kaart was weg’. Ja, knik ik en vraag of ik een foto mag nemen. Hij staat wat op afstand scheef van mij afgedraaid en kijkt mij vanuit zijn ooghoek even aan. Dat mag. Als ik naar achter stap voor de foto draait hij zich naar mij toe. Zullen we ook een foto maken daar bij die kameel van papier maché vraag ik. ‘Neen’, zegt Tahir, ‘Zo is het genoeg’.