“Soms denk ik: is het niet te makkelijk wat ik doe?”

Carlos Sterke is docent audio-visueel in de bovenbouw van een brede school.

Interview door Richard Stuivenberg en Anna van der Goot.

"Wanneer de juf uit groep 1 de kinderen uit groep 8 corrigeert, dan weet je dat het goed zit"

"Nadat ik een aantal jaar Nederlands had gestudeerd en artikelen voor buurtkrantjes had geschreven, kwam ik in aanraking met buurthuis De Gaffel in het Oude Westen. Ze vroegen me of ik met kinderen tussen 4 en 12 jaar een buurtkrantje wilde opzetten als woensdagmiddagactiviteit. Toen dat goed liep, besloten we te kijken of we ook iets met radio en televisie konden doen. Voordat laatste konden we terecht bij de lokale omroep, Rotterdam TV.

Het programma dat we met de kinderen maakte, heette BOS TV (Blik Op Straat) en bestond onder andere uit het wijknieuws, een horrorsoap en een dansclip. De scripts bedachten we met elkaar en we maakten onze eigen decors. Elke maand werd weer een nieuw programma van ons uitgezonden waar we dan met z'n allen naar gingen kijken.

Het toenmalige Kuub3, dat toen nog naast Nighttown zat, was min of meer onze sponsor, we huurden er tegen een gereduceerd tarief camera's en andere apparatuur, en ze voorzagen ons van allerlei technische en inhoudelijke adviezen.

Toen Kuub3 besloot om een televisieproject voor het basisonderwijs te ontwikkelen en uit te voeren (Big Smile TV), namen ze mij daar in dienst. En nu geef ik namens de SKVR lessen audiovisueel op brede scholen, Wanitascholen en, op aanvraag, ook andere scholen.

Belangrijk is om er zelf veel plezier in te hebben. Ik begrijp soms niet dat kinderen iets niet leuk vinden, waarvan ik zelf denk: maar dit is toch ontzettend leuk! Ik heb erg veel lol als we een filmpje bedenken en doe mijn uiterste beste om er met de kinderen telkens weer iets van te maken.

Daarnaast is het van belang om kinderen serieus te nemen. Het zijn geen volwassenen, maar je moet ze wel als volwaardig zien. Dat betekent dat je ze verantwoordelijkheid kunt geven. Leerkrachten reageren vaak heel verrast: 'Ik wist niet dat ze dit konden.' Vaak worden de kwaliteiten van kinderen onvoldoende aangeboord. Ze gaan dan onderpresteren en dat is zonde.

Ik ben er nog niet goed uit wat ik met kinderen wil bereiken. Ik hoop dat ik ze in de loop van een aantal jaren een beetje verder kan brengen in hun omgang met verschillende nieuwe media. Ik zou willen dat ze uiteindelijk in staat zijn om echt iets moois te maken en dat ze de nieuwe media ook kunnen inzetten voor andere vakken, bijvoorbeeld voor werkstukken en spreekbeurten.

Je merkt daarin een groot verschil tussen de Wanitascholen, waar de kinderen al veel meer gewend zijn aan verantwoordelijkheid en kunstzinnige vakken, en scholen waar we net beginnen. Daar moet je kinderen nog helemaal laten wennen aan de vrijheid die ze ineens krijgen. Ze moeten leren dat het geen speeluurtje is, maar aan de andere kant probeer ik het zo weinig mogelijk op een les te laten lijken. Ik laat de kinderen zoveel mogelijk met een camera in de hand van alles zelf ontdekken. Ik hoop dan dat het langzaam gaat groeien en ik iets met ze kan opbouwen.

"Soms denk ik: is het niet te makkelijk wat ik doe?"

Mijn lessen bereid ik altijd goed voor. Ik bedenk meestal twee opdrachten en heb ook altijd nog een opdracht in reserve. De technische aspecten van hoe je iets filmt, laat ik ze in het begin meestal zelf uitzoeken. Ik streef er vooral naar om de fantasie, de creativiteit van kinderen te stimuleren. Dat is ook weer toepasbaar op andere vakgebieden, denk ik, zelfs op zoiets rationeels als rekenen. Ook daar moet je soms creatieve strategieën bedenken om een probleem op te lossen. Maar of die overdracht daadwerkelijk plaatsvindt, weet ik natuurlijk niet. Het is moeilijk meetbaar.

De ideale les is een les waarin ik zelf heel weinig hoef te doen. Sommige opdrachten of oefeningen kunnen ineens heel erg aanslaan, bijvoorbeeld Superheld & Superschurk, een oefening om uit te leggen wat een kikker- en vogelperspectief is. De ideeën blijven dan maar stromen vanuit de kinderen. Geweldig is dat.

Soms denk ik: is het niet te makkelijk wat ik doe? Ben ik eigenlijk wel aan het lesgeven? Maar ik stuur de kinderen natuurlijk wel, door vragen te stellen en ze over dingen na te laten denken. Of ik geef een voorbeeld: misschien zouden we nu iets kunnen doen als dit of dat. En ik stuur natuurlijk in de postproductie, tijdens het monteren. Het eindproduct is het moment waarop de succeservaring optreedt, waarop kinderen trots zijn op wat ze gemaakt hebben. Ik wil natuurlijk ook dat het goed wordt, dus ik zit ook wel eens thuis filmpjes te monteren. Het resultaat is dat iedereen er plezier aan beleeft.

In de toekomst wil ik de kinderen leren zelf te monteren. Ik doe nu al oefeningen met ze hoe ze een verhaal kunnen opknippen in kleine stukjes. Een goede manier is ook om ze eerst een fotostrip te laten maken. Op papier puzzelen ze dan met de fragmenten van een verhaal en zo oefenen ze met de werking van de opeenvolging van beelden.

Wat ik graag zou willen is dat de verschillende kunstdisciplines meer met elkaar vermengd worden. Alle kunstdocenten op een school zouden met elkaar aan projecten kunnen werken. Je moet hierin niet bang zijn om ook eens buiten je eigen discipline te werken. Docenten kunnen hierin van elkaar leren. Met beeldend docent Gusta Kullman werk ik op de Blijvliet bijvoorbeeld geregeld samen aan themaprojecten. We maken dan bijvoorbeeld een film over de Middeleeuwen. Zij maakt met de kinderen de decors, tijdens de reguliere les doen ze onderzoek in de bibliotheek of op internet en bij mij bedenkt en filmt de groep het verhaal. We zijn dan ook aan het acteren. Dus een theaterdocent kan zo bij ons aanschuiven. Wat mij betreft mogen dit soort dingen veel vaker plaatsvinden. Ook een dansdocent zou een camera moeten kunnen pakken om een clipje te gaan filmen. Mijn ideaal zou zijn dat alle kunstdocenten in het basisonderwijs multifunctioneel inzetbaar zijn en met elkaar kunnen samenwerken op een aparte kunstetage op school, met verschillende studio's en atelierruimtes naast elkaar.

Aan reflectie kom ik met kinderen nog niet echt toe. We zijn nu nog vooral aan het ontdekken. Het is wel een volgende stap die ik wil maken. Je probeert steeds een niveau hoger te komen, zodat het voor de kinderen, en voor mij, interessant blijft.

Het plezier staat voorop. Dat probeer ik te bereiken door kinderen ruimte, vrijheid en verantwoordelijkheid te bieden. En door te zoeken naar onderwerpen en invalshoeken waar ze iets mee kunnen. Ze moeten zich vrij voelen om hun eigen ding te doen.

Ingrijpen doe ik eigenlijk pas wanneer kinderen het voor anderen verpesten. Soms denk ik dat ik het wel eens te ver laat komen. Ik ben niet iemand die orde afdwingt. Ik wacht rustig tien minuten tot het stil is in de groep. Meestal ligt de sleutel in het activeren van de aandacht van kinderen door ze een helder verhaal te bieden. Als ik merk dat de groep dat nodig heeft, perk ik de vrijheid soms in door meer instructies te geven, bijvoorbeeld: maak eerst maar een script of een storyboard; dat dwingt ze tot nadenken over wat ze willen.

Soms tref je een ongemotiveerde groep waar niks mee te beginnen is. De kinderen hebben dan zo'n negatieve inslag dat ze op alles iets hebben aan te merken. Dat vind ik heel moeilijk, soms lukt het echt niet om dat om te draaien, op zo’n moment loopt mijn les vast.

Soms ook balanceer je op de grens tussen orde en chaos, soms ook eroverheen. Je moet er wel bij zijn met je gedachten, anders lukt het niet. Als ik erg moe ben, merk ik meteen dat mijn les minder goed gaat. Het kost veel energie om ze te leren omgaan met verantwoordelijkheid. Dat doe je door hun gedrag telkens terug te kaatsen: wat wil je eigenlijk. Wat mij betreft is het een keus, meedoen of niet?

Ik verlang respect van de kinderen en heb dat ook voor hen. Maar toch ik twijfel er wel eens over of de sfeer tijdens mijn lessen niet te familiair of te vrij is. Het werkt heel goed bij mijn discipline, maar het heeft misschien wel een nadelig effect op de rest van de lessen.

"Het is een vak dat je leert in de praktijk"

Een goede kunstdocent op een brede school beschikt over vele kwalificaties. In de eerste plaats ben je toch een beetje een idealist. Doe je het alleen voor het geld, dan kun je beter wat anders gaan doen. Het is echt een keuze die je maakt: het onderwijs in gaan.

Het is een vak dat je leert in de praktijk. Door het veel te doen kun je voor jezelf uitvinden wat voor jou werkt en wat niet. Het werkt alleen als je een open houding hebt om er iets van te maken, ongeacht wat je aantreft. Je moet je willen inzetten voor een kind, zodat je het boven zichzelf kan laten uitgroeien, en het zijn soms slechte thuissituatie even kunt laten vergeten. Ook als kunstdocent kun je daarin een grote rol spelen. Er wordt echt iets van je verwacht.

Verder helpt het als je je dienstbaar kunt opstellen, als je het een uitdaging vindt om mensen in kleine stapjes vooruit te helpen. Op sommige brede scholen kan het heel zwaar zijn. Soms krijg je pas veel later een klein beetje terug voor wat je er aan energie allemaal instopt, soms ook helemaal niks. Daar moet je tegen kunnen.

De brede school heeft tijd nodig om te groeien. De docenten moeten eraan wennen, de kinderen en de leerkrachten ook. Maar als kunstdocent kun je echt bijdragen aan de sfeer op school. Als kunst een vast onderdeel wordt van het lesprogramma draagt dat bij aan een beter klimaat op de hele school. Ook al zie je dat misschien in het begin niet direct.

De basisscholen in Rotterdam-Zuid die het mede door de SKVR ontwikkelde Wanitaconcept hebben omarmd. Zie www.wanitaweb.nl.