"Mijn ogen gaan pas echt open als ik het zelf zie"

“Mijn ogen gaan pas echt open als ik het zelf zie”
Dirk Monsma; éminence grise in de cultuureducatie

door Annette Lubbers
Omhangen met de cultuurpenning van de stad Rotterdam, nam Dirk Monsma op 12 december afscheid van de SKVR (Stichting Kunstzinnige Vorming Rotterdam). “Dirk Monsma is bij uitstek een vernieuwer en ontwikkelaar van aansprekende vormen van kunsteducatie voor een breed publiek,” zo motiveerde wethouder Rik Grashoff het besluit van de gemeente Rotterdam om de penning aan Monsma toe te kennen: “Onder Monsma ontwikkelde de SKVR zich tot absolute koploper op het gebied van cultuureducatie in Rotterdam.”
In zijn woonkamer waar op zijn eerste vrije dag een serene rust heerst, een kaars brandt en een kalme cd op staat, vertelt Monsma met gepaste trots over zijn afscheidsfeest van de SKVR. Het was druk, er waren optredens van ‘zijn’ jongeren, hij kreeg de penning van de wethouder en onderzoeker Anne Bamford was uit Londen overgevlogen voor een sprankelende toespraak. Terugkijkend op zijn periode bij de SKVR, komen we uit bij een artikel dat hij niet lang na zijn aantreden bij de SKVR publiceerde, getiteld ‘Tijd voor een revolutie’. Hierin pleitte hij voor een omslag in het denken over cultuureducatie. Nu, een kleine acht jaar later, wordt duidelijk dat veel van zijn initiatieven en besluiten bij de SKVR in het teken stonden van die revolutie. “Het begin is er.”
Waarom was er een revolutie nodig?
“Nergens zijn de problemen zo groot al in Rotterdam; het is de stad met de hoogste werkeloosheid, het laagste opleidingsniveau en de grootste groep mensen zonder startkwalificaties (een afgeronde (beroeps)opleiding). Het was een bittere noodzaak om bij deze groep met andere dan de traditionele aanpak te komen. Van huis uit ben ik onderwijspsycholoog en heb me in de periode na mijn studie toegelegd op onderwijsvernieuwing en kansen voor arbeiderskinderen. Daarna heb ik me steeds gericht op het ontdekken van talent bij kinderen. Als er in de kunstwereld werd nagedacht over publieksverbreding dat was dat meestal vanuit het model van de elite; het zit in de traditie van die groep gebakken dat ze zich zelf aanmelden bij een muziekschool, de theaterles of de dansacademie. Wanneer je anderen wil bereiken, moet je dat ook via een andere weg doen; namelijk het onderwijs: daar zijn alle kinderen. Die omslag lijkt misschien vanzelfsprekend, maar is het niet. Daar is veel voor nodig! Een revolutie. Kunst moet het onderwijs in. Ik ben er trots op dat we nu op enkele brede scholen in Rotterdam een uur extra lestijd hebben voor kunst en cultuur, extra lestijd zodat het niet concurreert met rekenen en taal. De gemeente heeft ingezien dat het hierin moet investeren.”
Wat kan cultuur in het onderwijs betekenen?
“Vooral op sociaal gebied is cultuureducatie heel belangrijk. Ik ben ervan overtuigd dat cultuureducatie, kunsteducatie een breekijzer kan zijn voor het klimaat op een school. Een beter klimaat leidt tot betere resultaten. Voor een brede school geldt dat het een positief effect heeft op de buurt. Leerlingen die ervaring hebben met kunstprojecten, kunnen zich ook makkelijker en interessanter presenteren. Cultuureducatie leidt ook vaak tot onderwijsvernieuwing en heeft veel maatschappelijke componenten.
In mijn begin periode bij de SKVR zetten we specifiek in op allochtone kinderen. Mensen vonden die positieve discriminatie achterhaald. Toch pakte het heel verassend uit, het vergrote kansen. MBO leerlingen haalde op artistiek niveau dezelfde kwaliteit als HBO leerlingen.
Bovendien in straatcultuur van deze groep jongeren is overdracht heel vanzelfsprekend, dat neemt een enorme drive met zich mee; beter kun je je niet wensen. Het is zo belangrijk dat kinderen, jongeren op hun eigen manier iets kunnen maken, het gaat op dat moment niet om intrinsieke waarde van kunst of de extrinsieke. Ze brengen op die manier iets artistieks dat waarde heeft alleen al door het feit dat het voor leeftijdsgenoten herkenbaarder is. Een deelnemer aan het Young Stage project riep; ‘We hebben iets ontdekt voor onszelf’. Die jongens zouden anders huisschilder zijn geworden, nu hebben ze het theater ontdekt en hebben je een route voor hun leven en verdienen er hun geld mee. Mijn ogen gaan pas echt open als ik het zelf zie.”
Dit laatste klinkt als een uitspraak van Johan Cruijff, wat zag je dan precies?
“ ‘Homo’s’ zeiden schooljongens over de dansers van Scapino. Maar na een voorstelling en een repetitie waaraan ze mee mochten doen, stonden ze zelf te dansen. Ik heb gezien dat het mogelijk is om een hele klas mee te krijgen. En dan wordt er veel mogelijk; leerlingen presenteren bijvoorbeeld beter. Nu we drie à vier jaar verder zijn op de brede scholen met een uur extra les bereiken we hetzelfde niveau van werken als we voorheen hadden op met de kinderen van de traditionele elite de zaterdaglessen in een kunstencentrum. Kortom, er is een begin!”
Hoe gaat de revolutie na je vertrek verder?
“ Ik hoop dat mijn opvolger Ocker van Munster blijft uitleggen dat de omdraaiing in het denken nodig blijft. En dat hij ook zijn best doet dat culturele instellingen fysiek in of in de buurt van scholen hun lessen of cursussen aanbieden. Ik ga vanuit bestuursfuncties en door middel van onderzoek met dit onderwerp verder. Bijvoorbeeld onderzoek naar de kwaliteit van kunstuitingen van kinderen die veel kunst in hun lesprogramma hebben gehad; zou het niveau hoger zijn dan van kinderen met een gewoon lesprogramma? Ook wil ik een link maken vanuit de wetenschap naar de praktijk door een theoretisch kader ontwikkelen dat aangeeft op welke leeftijd je wat kan doen met kinderen. Ach, eigenlijk is er nog zoveel te doen.”