Borius van der Meulen
Op mijn achtste ging ik met een klasgenootje naar een open dag van het Jeugdtheaterhuis in Gouda. Wij wisten echt niet wat we zouden kunnen verwachten, maar vonden dat allebei zo leuk dat we ons opgaven. Het is een omgeving waar alles kan en mag. Spelen en ergens mee bezig zijn. Ik kan hier mijzelf zijn en ben hier tot mijn zeventiende gebleven. Ik houd ook van muziek maken en kom uit een gezin met creatieve ouders. Na de middelbare school koos ik voor de theateropleiding. Ik dacht: die vrijheid die ik hier bij de theaterschool voel dat ga ik overdragen. Nu geef ik daar zelf les.
De lessen op de school OBS.De Kas in Gouda zijn in het speellokaal. De omgeving van het Jeugdtheaterhuis waar ik zelf ooit zo door werd getroffen kan je op school niet bieden. Dat is jammer. Op school zit je toch in een bepaald stramien. Ik neem altijd posters mee van de Goudse schouwburg en van het Jeugdtheaterschool en hang die in de school op. Alle leerlingen van de Kas zijn door mij rondgeleid in de Schouwburg en jaarlijks gaan ze naar een kindervoorstelling. Talent valt meteen op. Dat zie ik aan de vrijheid en het gemak waarmee kinderen spelen. Ik probeer alle leerlingen en zeker de leerlingen met talent te verleiden naar het Jeugdtheaterhuis te komen.
Lees verder in 'Geef mij een potlood en ik ga tekenen' (blz.66-67)
De lessen op de school OBS.De Kas in Gouda zijn in het speellokaal. De omgeving van het Jeugdtheaterhuis waar ik zelf ooit zo door werd getroffen kan je op school niet bieden. Dat is jammer. Op school zit je toch in een bepaald stramien. Ik neem altijd posters mee van de Goudse schouwburg en van het Jeugdtheaterschool en hang die in de school op. Alle leerlingen van de Kas zijn door mij rondgeleid in de Schouwburg en jaarlijks gaan ze naar een kindervoorstelling. Talent valt meteen op. Dat zie ik aan de vrijheid en het gemak waarmee kinderen spelen. Ik probeer alle leerlingen en zeker de leerlingen met talent te verleiden naar het Jeugdtheaterhuis te komen.
Lees verder in 'Geef mij een potlood en ik ga tekenen' (blz.66-67)