Vrijheid van verbeelden

Folkert Haanstra is bijzonder hoogleraar kunsteducatie aan de Universiteit van Utrecht en lector aan de Amsterdamse Hogeschool voor de Kunsten. Hij introduceerde in 2001 bij zijn oratie als hoogleraar de begrippen schoolkunst en authentieke kunsteducatie. Folkert beleeft vreugde aan onderzoek, lezen en schrijven rond deze thema’s. Hij studeerde in Groningen psychologie aan de Rijksuniversiteit en vormde zich tot beeldend kunstenaar aan de Academie Minerva. Voor het gesprek nam hij een plakboek mee om te laten zien waar de kiem werd gelegd voor zijn ideeen rond authentieke kunsteducatie. We laten Folkert aan het woord:
 
Vrijheid van verbeelden.
Een kleuter wil zich uiten. Die kleuterleeftijd kent een enorme vrijheid van verbeelden. Daar ontstaan prachtige beelden, waar mijn hart naar uitgaat. Dat is is preconventioneel. Het is motorische onkunde. Dat zou op zeven of acht jarige leeftijd verloren gaan en conventioneler worden, omdat andere talen belangrijker worden. Een enkeling komt met een bocht daar weer uit en gaat op een andere manier op zoekt naar dat onconventionele en die expressie. Voor de meeste mensen komt die fase nooit terug. Deze u-bocht theorie is aanvechtbaar.Het is een modernistische kijk op beeldend met een voorkeur voor een bepaald soort expressie, zoals bij Cobra, Het is geen universele ontwikkeling, maar puur cultureel bepaald. Bij kinderen met een andere culturele achtergrond dan een westerse is dat niet te vinden. Ik zie het aan de tekeningen uit mijn kleuterschooltijd dat het een culturele constructie die ik in me heb.
 
Vrije expressie
Ik heb op vijf of zes jarige leeftijd gepiekt in de kunst. Mijn kleuterschool ‘De Duiventil’ stond in een nieuwbouwwijk en daar maakte Stien Eelsing, een kunstenares uit Staphorst, met kleuters een wandschildering. Stien Eelsing liet ons onze gang gaan, want de jarenvijftig dat is de tijd van de vrije expressie. We mochten schetsen wat we zelf wilden en ze greep weinig in. Ik zal het even laten zien… (pakt het plakboek erbij met een krantenknipsel uit 1956). Kijk hier ‘Kleuters en kleuren in Meppeler school’. Die tekst in de krant is prachtig, om terug te lezen … (leest voor)
‘Een belangrijke voorwaarde schijnt te zijn dat ouderen zich er zo weinig mogelijk mee bemoeien, omdat ook de welwillendste volwassenen het talent hebben om het geheimzinnig scheppingsvermogen van kinderen te verstikken. Maar dat is een kwestie apart.(…)
Kunst is dit alles niet, dames en heren, om kunst te maken heeft men onder andere een geprangde kunstenaarsziel nodig. En dat hebben kinderen nooit. Maar al hadden deze kinderen dan geen geprangde ziel, ze hadden Stien Eelsingh, die hen zonder zelf mee te schilderen heeft geleid op een kennelijk zeer wijze manier’.
Nou, hoe vind je dat…?(lacht)
 
Applaus
Mijn zus en ik tekenden ontzettend veel. Altijd lag het schetsboek klaar. Dat was echt dé tijdvulling naast lezen. Mijn tweede succes kwam daar uit voort, het winnen van een affichewedstrijd in de Kinderboekenweek gemaakt thuis in het atelier van mijn vader. Ik won met ‘lezend paard’ een boekenbon van vijftig gulden. Met dat geld kon je een bibliotheek aanschaffen. Zowel mijn vader als mijn moeder vonden lezen belangrijk. Jeugdboeken zijn voor mij een enorm belangrijke herinnering. Van Paulus de Boskabouter en Annie M.G. Schmidt, Wiplala tot de Scheepsjongens van de Bontekoe. We hadden een abonnement op het blad Kriskras. Ja, ik kom echt uit zo’n cultuur milieu. (lacht) De VARA gids hoorde daar bij. Op de lagere school werd veel gezongen en aan toneel gedaan met producties per klas. Daar wilde ik zeker bij zijn om een rolletje in een toneelstuk te hebben, want als je echt optrad, leverde dat qua waardering eigenlijk veel meer op dan tekenen. Bij theater krijg je echt applaus. Het liefst liep ik als het was afgelopen nog een beetje geschminkt rond of met wat kledingstukken aan…(lacht). Dat ze zagen: ‘Oh, ja!’ Hij had die rol!’ Dat laatste herinner ik me meer dan welke rol ook.
 
Ezel
Vanaf de kleuterschool woonden wij in Meppel in een huis met schuifdeuren, met voor de woonkamer en achter het atelier van mijn vader. Mijn vader was kunstschilder en tekenleraar. Mijn opa was z’n klassieke schilder met stofjas en alpinopet. Het beeld van een man achter de ezel is mij daarom heel vertrouwd. Mijn ooms waren ook in de kunst. Oom Bert was voor ons het voorbeeld van de succesvolle kunstenaar. Hij kwam wel eens langs met zijn grote DS toen hij de speelfilm ‘Fanfare’ draaide in Giethoorn, dan was het gewoon feest met natuurlijk altijd verhalen over films. Dat is ongetwijfeld inspiratie voor mij geweest. Tijdens mijn studie psychologie deed ik de kunstacademie Minerva erbij en aan het einde van mijn studie schreef ik een brief geschreven aan Max van der Kamp met de vraag of ik daar stage kon doen. Hij deed onderzoek naar eindexamens in het kunstonderwijs op dat moment. Zo is het begonnen.

Authentieke kunsteducatie
Authentieke kunsteducatie kan een rol spelen om de uitingsdrang van kleuters te behouden door daar de didactische- en inhoudelijke vormen voor te vinden. Dat kan door kinderen opdrachten te geven die complex en compleet zijn. Door ze aan te moedigen op onderzoek uit te gaan. En daar tijd voor te nemen in het onderwijs. Opdrachten niet meteen opdelen in stukjes. Dat proces kan voortdurend herhaald. Geef dat een kans geeft en laat zien wat dat voor leerlingen kan betekenen. Leerlingen vragen al gauw: ‘’Wat bedoel je dan precies? Waar moeten we dan naartoe?” En bij kunst moet je dat niet willen weten, want daar moet je die zoektocht zelf aangaan. Je moet jezelf leren opdrachten te geven. Dat kost tijd. En dat past niet helemaal binnen de school, maar Ik denk dat het wezenlijk is. De inhoudelijke voeding bij kinderen is dat je blijft aansluiten bij hun ervaringswereld en leerlingen in de kunst beweegt en drijft buiten die school. Op die manier kweek je leerlingen een houding aan. En daar hebben ze natuurlijk altijd kennis en vaardigheden bij nodig, die moeten voedend zijn. Het is net als wat Stien Eelsingh deed in mijn kleutertijd.

Teamteaching
Op een school heb je hebt een team nodig, denk ik, waarin kunstenaar en docent allebei een rol spelen. Dat kan met teamteaching, Er zijn leerkrachten die wel iets met beeldend hebben en die dat zeker voor die leeftijdsgroep aan zouden kunnen. In een team zitten wellicht leerkrachten die iets met muziek of film hebben. Als een groepsleerkracht iets heeft met beelden, of met muziek, of film, dan voelen kinderen dat ook. En dan daarnaast een kunstenaar. Zij kunnen wisselend worden ingezet. Een kunstdocent kan zo met zijn speciale kennis in dat team een eigen rol vervullen. Een goede groepsleerkracht met een goed opleiding kan kunstonderwijs geven. Ik vind het te radicaal om te zeggen dat het basisonderwijs niet zonder kunstenaars kan. Natuurlijk zijn kunstenaars enorm inspirerend, maar de huidge generatie heeft weer het nadeel dat zij te projectmatig werken en ook niet makkelijk die lange leerlijn neerzetten. Om kunstonderwijs goed geïntegreerd te geven zou iedere school naar een eigen mix van specialiteiten moeten kijken in het geheel van het team.

Beoordelen
Omdat we het de laatste tijd over beoordeling hebben, herinner ik me een voorval van de lagere school. Een kwekeling vertelde het verhaal van Piggelmee en daarna moesten wij dat verhaal kleien. Ik had een droevige Piggelmee met veel expressie, want zijn vrouwtje was weer niet tevreden. Het jongentje naast me, die had alleen de Keulse pot gemaakt, zo’n bal en met een gaatje erin. We kregen allebei een zeven. Ik vond mijn tekening duidelijk beter en zei: ‘Hoe kun je daar nou een zeven voor geven voor zo’n halve bol met een gat erin?’ !k was zó kwaad! Authentieke kunsteducatie is niet vrijblijvendheid, er moet getoetst kunnen worden. Mijn voorkeur bij beeldend heeft het om leerlingen zelf criteria te laten opstellen en ze te vragen zich daaraan houden. Het is een cyclisch proces waar bepaalde concepten en vaardigheden terugkomen steeds op een ander niveau. En dat proces doorlopen, en kijken, en er daarna met de kinderen op reflecteren. Bij het voortgezetonderwijs is ervaring met leerlingen die hun eigen doelen en criteria stellen. Ik zou willen onderzoeken hoe dat in het primair onderwijs ook zou kunnen.
 
Cultuur in de spiegel
Cultuur in de Spiegel doet uitspraken op een meta-niveau. Dat brengt teweeg dat mensen meer reflecteren op hun keuzes in het kunstonderwijs. Vanuit Cultuur in de Spiegel zou je authentieke kunsteducatie kunnen benoemen. Andersom denk ik niet. Cultuur in de Spiegel is géén didactische visie en geen leertheorie. En dat is wat authentieke kunsteducatie wel pretendeert te zijn. Ik denk vanuit een kunstdiscipline en de cognitieve vaardigheden die daar onlosmakelijk mee verweven zijn. In een meer discipline gerichte opvatting zijn de cognitieve vaardigheden en media onlosmakelijk verbonden en zijn er ook domeinspecifieke cognitieve vaardigheden, zoals audiëren in muziek of denken en probleem oplossen in beelden. Dus ‘thinking in a medium’, zoals Gardner zegt. Ik ben enorm door Gardner beïnvloed ben. Hij zegt je moet in het onderwijs keuzes maken en doe in ieder geval een kunstdiscipline heel goed. Je kunt in muziek heel ver zijn, en een ander misschien helemaal niet ver. Dilemma is natuurlijk wat je doet met de kinderen die juist veel voelen voor een ander discipline. Misschien is daar tussen scholen of met culturele instellingen een oplossing voor te bedenken.

Onderzoeksveld
Het onderzoeksveld voor cultuureducatie is enorm verbeterd. Toen ik begon stond ik bijna alleen. Nu is er aan universiteiten allerlei promotieonderzoek, er zijn lectoraten en masteropleidingen, de dag van de cultuureducatie onderzoek leeft enorm. Binnen mijn lectoraat proberen we door ontwerpprojecten didactische handvaten te geven. Een drietal promovendie uit mijn kenniskring leveren een bijdrage voor beelden, muziek en dans. Mijn persoonlijke ambitie is om voor docenten die met doelstellingen werken tot hanteerbare manieren van beoordelen te komen.

Film
Met film beschouw ik me een goede amateur. Met vrienden maak ik een scenario en een van ons componeert er de muziek bij. We hebben er ontzettende lol in. Dan ben ik weer helemaal in kostuum, en … Ja, dat is heerlijk. Daarnaast schilder ik nog wel eens, liefst in opdracht. Mijn kinderen gingen op kamers en die zeiden ‘Ik wil eigenlijk wel een schilderij van je’. Nou, zei ik, hoe groot moet het zijn? In welke kleur, een beetje vrolijk of…?(lacht)

Definities
Folkert Haanstra noemt vier belangrijke kenmerken voor authentieke kunsteducatie: constructie van kennis in complete taaksituaties (een voor kinderen levensechte opdracht), gerichtheid op de leefwereld ( daarmee een relatie met thuiskunst), relevantie van leren voor buitenschoolse situaties (daarmee een relatie met professionele kunst) en onderlinge communicatie en samenwerking tussen leerlingen(reflectie op eigen en andermans werk). Schoolkunst zijn beeldende producten die kinderen op school maken onder leiding van een docent in de teken of handenarbeidles of tijdens een creatieve middag. Thuiskunst begint al als kinderen op hun tweede jaar beginnen te krabbelen. Het ‘lezend paard’ van Folkert is een staaltje thuiskunst.

Verder lezen:
Folkert haanstra, De Hollandse schoolkunst: mogelijkheden en beperkingen van authentieke kunsteducatie, Utrecht 2001
Folkert Haanstra, De thuiskunst van scholieren, Amsterdam 2008